15 – 20 juli 2014
Vaarwel Sucre, de laatste dag in Sucre stond weer in het teken van de auto. Een gebroken ontluchtingsslang van de diesel tank stond al al veel te lang op de wachtlijst. Om de hoek bij het hostel zat een autowassalon annex parkeerplaats. Hier mochten we de betonnen oprij banen gebruiken om goed onder de auto te kunnen werken. Het slangetje vervangen is een werkje van 10 minuten als je er bij zou kunnen. Helaas, wij mochten eerst de trekhaak demonteren, de andere brandstofslangen en de tank zelf los halen zodat deze steunend op een krik en plank 5 cm omlaag kon. Nu konden we bijna goed bij de slang klem. Na vier uur was het eindelijk klaar. Die avond hebben we nog gezellig met de Engelse Michelle gegeten en door de stad gewandeld. Een leuke laatste avond in Sucre.
Na 11 dagen moest het toch gebeuren. We namen afscheid van Sucre, de mooie witte stad in de bergen van Bolivia. Nog even tanken, zonder bon maar 7 Bolivianos ipv 9,70 voor de buitenlanders, Bolivianen betalen 3,27 (dat moeten we in Nederland eens voorstellen…) en reserve remblokken kopen.
Potosi
Potosi centrum ligt op 4035 en is daarmee de hoogste stad ter wereld. Eenmaal in de stad ging het verkeer een stuk langzamer. Potosi heeft vele kleine straten en de verkeersdruk is zo hoog dat de auto’s niet iedere dag het centrum in mogen. De even kentekens op de ene dag de oneven op de volgende dag. De stadsbus met Chinese teksten en nog steeds voorzien van het oude Chinese kenteken kon de bocht niet eens maken en moest een aantal keren steken om de bocht te maken waarbij hij de zwarte rook de straten in blies. Hostel San Antonio was de enige plek met een parkeerplaats dus daar namen we een kamer. Vele kerken en oude gebouwen in en rond het centrum waren ‘s-avonds mooi verlicht. In één kerk was er een dienst bezig, we hebben er nog even naar de driekoppige gitaar band staan luisteren. Bij een ‘sfeervol’ restaurantje bestelden we een pizza. Helaas was het er niet echt warm, iedereen zat dan ook met dikke winterjassen aan.
Een bijzondere dag in Potosi
Deze ochtend zijn we, na het ontbijt, het Museum Casa National de Moneda in Potosi gaan bekijken. Schilderijen uit de Spaanse overheersing sierden de grote zaal van het koninklijke gebouw. De Spaanse koning had de opdracht gegeven Europese schilderijen in zijn verblijf te hangen. De lokale schilders hadden echter nog nooit een paard gezien. Zij hebben de dieren een menselijk gelaat en zeer vrouwelijk lang golvend haar op het hoofd gegeven. Er was ook een afdeling met moderne schilderijen van verschillende Boliviaanse kunstenaars. Veel van deze schilderijen hadden betrekking op het zware werk zilvermijnen van Potosi. Nog voor de Spanjaarden Potosi ontdekten was de plek al bekend om het zilver dat gemakkelijk uit de rode berg gehaald kon worden. Tijdens de Spaanse overheersing is het werk in de mijnen sterk toegenomen en werd Potosi de rijkste stad van Zuid Amerika. Het zilver werd in baren gesmolten, met Lama’s naar Chili gebracht. Vandaar ging het per schip naar Panama. Panama is het smalste gedeelte van Midden Amerika en over land bracht men het zilver naar de schepen van de Spaanse Armada die het uiteindelijk naar Spanje Bracht.
Net zo belangrijk voor Spanje en zelfs de toenmalige wereldeconomie was de muntslagerij in Potosi. De munten van 90% tot zelfs 96% zilver die hier werden geslagen gingen de hele (Spaanse) wereld over. Een groot deel van het museum toonde dan ook de werktuigen en machines die hier in Potosi in gebruik geweest zijn. Eerst werden de munten hand geslagen uit 96% zilver, zo zacht dat de gebruikers er stukjes afknipten waardoor de munt steeds minder waard werd. De eerste machines bracht de Spaanse koning met schepen van uit Oostenrijk. Deze houten mechanismen werden door mensen en ezels aangedreven. Daarna kwamen de stoommachines die tot 1909 gebruikt zijn om zilveren munten te slaan voor vele landen in de regio. Omdat hier, vanwege de hoogte, geen bomen groeien was het opwekken van stoom een lastige klus dus zodra er elektriciteit voor handen was is de installatie vervangen. Tot voor kort is hier de Boliviaanse munt geslagen. Nu wordt het geld, omdat het goedkoper is, in China en Frankrijk gemaakt en is er definitief een einde gekomen aan de ca 400 jaar waarin Potosi de belangrijkste muntenmaker van de wereld was.
Bezoek aan de mijnen
Het winnen van kostbare metalen zoals zilver, brons, koper en zink gaat in Potosi echter onverminderd door. De opbrengsten uit de berg zijn tegenwoordig kleiner maar het werk niet minder gevaarlijk of ongezond. Dit hebben we zelf kunnen ondervinden door een bezoek te brengen aan een werkende mijn. Volledig in mijnwerkers kleding gestoken en onder begeleiding van een ex mijnwerker bezochten wij de lokale mijnwerkers markt. De vele kleine winkeltjes verkopen uiteraard hamers, houwelen, boormachines, lampen en helmen maar ook de echt noodzakelijke waar. Onze gids vroeg ons om en aantal zaken te kopen die de mijnwerkers hard nodig hebben. De mannen werken ca 10 uur onder de grond zonder eten of drinken, slechts kauwend op coca bladeren. Deze giften maakten ons bezoek voor hen ook interessant. Dus kochten we een aantal zakjes “completo”, zijnde een dynamiet staaf, een ontstekingslont en een zak nitraat om het gat mee te dichten en tevens de ontploffing te versterken. Een aantal flessen water en sap en natuurlijk ontbraken de zakken met coca bladeren niet.
Voorover gebogen liepen we door de nauwe donkere gang. Een aanzwellend gebulder en een aantal zenuwachtig bewegende lampjes in de verte was de reden dat onze gids ons snel een zijpad in loodste. We waren nog maar net aan de kant toen drie jongens met een zware kar over het smalle spoor voorbij rende, op de voet gevolgd door nog twee karren. De heftig bezwete jongens waren maar wat blij met de flessen water en sap. Iets dieper in de mijn, daar waar geen buitenlicht meer komt, is een offerplaats. De mijnwerkers offeren hier aan El Tio, de god van de berg. Sigaretten, drank en eten worden hier geofferd in de hoop dat El Tio hen hier kan beschermen. Steeds maar dieper zakten we af, de lucht werd dikker en stoffiger, weer hoorden we het gebulder van naderende karretjes dus we schoten een zijgang in. Deze liep een eind door, steeds krapper en lager tot we uiteindelijk niet verder konden. De 17 jarige jongen was hier pas 3 maanden en hielp een man die 20 jaar geleden ook op zijn 17e als mijnwerker begon. De pneumatische boor was defect dus hakten ze met hamer en beitel de kostbare erts uit de bergwand.
Door een klein gat klommen we omhoog een schuine mijngang in. De bodem bestond uit stenen en gruis en leek bij ieder stap te verschuiven. De gang was te laag om te staan en te smal om te keren, met onze schouders klemden we ons vast zodat we niet terug omlaag gleden. Knullig aan elkaar geknoopte, ongeïsoleerde stukjes stroomdraad vormden een extra hindernis. We wilden er niet per ongeluk op staan, niet voor onze veiligheid en niet omdat de boormachine het dan niet meer deed. De man bovenin moest nog 4 gaten boren voordat hij het door ons meegebrachte dynamiet kon gebruiken. Gelukkig gingen wij na het eerste gat alweer weg. Terug door de smalle gang, het zicht volledig ontnomen door het boorstof, glibberden we met de stenen en het gruis omlaag. Eén verkeerde beweging en we zouden pas 30 meter lager op een harde bodem tot stilstand komen.
Kuchend van het stof begonnen we aan de terugtocht. Eenmaal in de hoofdgang denderden de karretjes weer voorbij. Soms was er een breed stuk naast het spoor, hier moesten de lege karren letterlijk van de rails gegooid worden zodat jongens met de volle karren zonder stoppen omhoog door konden rennen. Een volle kar met meer dan 1000 kg steen ging voorbij maar in de verte kwam ook een lege tegenligger. Een luide knal gaf aan dat de lege niet op tijd van de rails was. Gelukkig raakte niemand gewond maar de volle kar was wel tot stilstand gekomen. Kreunend duwden de jongens de kar weer verder. Eén troost, ze renden naar het einde van de tunnel, naar het daglicht en de frisse lucht. Het duurde maar kort, zodra de kar leeg gekiept was moesten ze weer terug omlaag, een nieuwe vracht wachtte beneden op ze. Wij waren blij weer boven te zijn, de temperatuur en het gebrek aan frisse lucht had ons de afgelopen uren uitgeput. Met een groot respect voor het zware en gevaarlijke werk dat deze mannen verrichtten keken we nog eens de zwarte tunnel in. Voor ons zat het er op, zij moesten nog een aantal zware karren omhoog duwen.
Naar Tupiza
De route van Potosi naar Tupiza liep om de rode berg heen zodat we de mijnen en de werkplaatsen nog eens goed konden bekijken. Direct na de berg was weer een tolhuis met de standaard aanwezige politie controle. Ook deze agent wilde graag het rijbewijs en het tijdelijk import bewijs zien. Even mee naar het kantoor voor de, eigenlijk onnodige, stempel achter op het formulier, afrekenen en ….oh afrekenen was niet nodig, wat een service! Een prachtige slinger weg door de bergen lag voor ons. Nog in de buurt van Potosi gaf de GPS 4300 m boven zeeniveau aan. Daarna ging het bergaf en weer op en af tot in Tupiza. Daar vonden we weer een hostel met veilige parkeerplaats en zwembad. Helaas was de buiten temperatuur slechts 17 graden en het water veel kouder dus we hebben niet gezwommen.
Paardrijden door de bergen in Tupiza
Een jongetje van 7 kwam ons ophalen bij de receptie van het hostel. Hij vroeg ons hem te volgen en stapte snel in de stadsbus. Ongeveer 10 minuten later stapte hij weer uit en wij deden braaf hetzelfde. Een kleine wandeling bracht ons bij de wei waar de paarden en gids al stonden te wachten. De gids deed ons de beenstukken om en gaf ons een mooie hoed op, wij waren er helemaal klaar voor. Gelukkig informeerde de gids nog even naar onze paardrij ervaring en stelde ons vervolgens gerust: ‘het zijn zeer rustige paarden’. Ray mocht als eerste op het paard klimmen en zodra hij zat ging het paard aan de wandel, ze kennen de route en hoe eerder ze terug zijn hoe liever ze het hebben. Met enige moeite wist hij de ‘rem’ te vinden en stopte het paard onwillig. Toen we allemaal gereed waren en de gids nog eens uitgelegd had hoe de bediening werkte mochten de paarden gaan.
Een groot deel van de route liepen de paarden stapvoets zonder dat ze enige aanwijzing nodig hadden. De omgeving was geweldig mooi, we reden door een soort canyon, uitgesleten rotsen in vele vormen en verschillende kleuren. De rode rotsen staken mooi af tegen de helder blauwe lucht en naast het grijze leisteen vormden kleine struiken een maaltijd voor de geiten. Tussen de rode rotsen stonden meters hoge cactussen te schitteren in de zon. Zwarte pilaren met een bol er boven op en vlakken die op primitief metselwerk van grind en modder leken wisselden elkaar af. Twee grote platte steenvlakken leken een poort te vormen en heette daarom ‘Puerto de Diablo’. In de volgende valei was een rots in de vorm van een lama,’Valle de llama’.
We genoten in de zon van het uitzicht en het rustige gehobbel. Ineens ging het paard van Ray onaangekondigd in draf. Al stuiterend in het zadel, zoekend naar houvast en de los hangende stijgbeugel wist hij uiteindelijk het paard weer stapvoets te krijgen. Dat was schrikken en ook wel een beetje gevoelig. Ruiters gaan mee in het ritme, Ray ging ongecontroleerd tegen het ritme en zadel in. Wendy had iets meer controle over haar rustigere paard. Regelmatig bleef ze achter waardoor ze zelf het paard kon aansporen en in draf weer aansloot. De laatste meters roken de dieren letterlijk stal, regelmatig gingen ze over in draf en het was steeds moeilijker om ze weer stapvoets te krijgen en een zeer stuitbeen was het gevolg. Het was een leuke ochtend en de drie uur waren zo voorbij.
Met gevoelige benen en stuitjes liepen we wat door de stad. Een centrale markt met vele kleine stalletjes, een dorpsplein met bomen en bankjes om te zitten. Om het plein de banken om geld te halen en natuurijk de mooi roze en wit geschilderde grote kerk. Ook Tupiza is een oude koloniale stad met een bekend stadspatroon.
Verder naar het zuiden
Een prachtige route door de Andes gebergten, verschillende grillig gevormde en gekleurde rotsformaties staken af tegen de stralend blauwe lucht, een fantastisch gezicht. De lama’s scharrelden tussen de metershoge cactussen maar bleven er net ver genoeg vanaf om zich niet te prikken aan de lange stekels. De meeste dieren trokken zich niets aan van onze komst, slechts een enkeling stak zijn kop op. De gekleurde lintjes aan hun oren en rondom de nek gaven de dieren een feestelijke uitstraling hoewel het eigenlijk bedoeld was als groepsherkenning. Boven de 4000 meter werden de bergen glooiender en voerde het groen van de graspollen en het mos de boventoon qua kleur.
Wij klommen hoger en hoger, de ene haarspeldbocht werd gevolgd door de volgende tot we ons hoogste punt tot nu bereikten. Vanaf een hoogte van 4375 meter keken wij over de vallei uit. Ondanks de stralende zon kwam de temperatuur niet boven de 6 graden uit. Verderop was het bergriviertje bevroren en schitterden de ijskristallen in de zon. De wind gierde om de bergen en klonk als bulderende golven van de zee. Zodra wij in de luwte van de berg kwamen was het windstil en klonk er geen geluid. Niet alleen het uitzicht over de Andes was adembenemend maar ook de hoogte eiste haar tol van onze longen. Een klein wandelingetje was al voldoende om ons te laten hijgen en uitgeput te voelen. Opvallend was de totale afwezigheid van vogels op deze hoogte.
De weg voerde ons ongeveer 1000 meter naar beneden, bruine en zwarte rotsen streden om de hoogste toppen. De route slingerde door het imposante berggebied. De rivier baande zich een weg door de lager gelegen gebieden en hoewel de rivier nu grotendeels leeg stond was wel duidelijk te zien hoe breed het water in de regenperiode vaak is. Nieuwsgierig namen we een kijkje bij de rivier en getroffen door het prachtige landschap besloten we daar te overnachten, aan het water onder de bescherming van de rode druipsteen- achtige rots. Het kampvuur gaf ons warmte waarna een koude nacht met een temperatuur van -5.3 C volgde. Een beetje rillend maar volop genietend sliepen wij in ons tentje.
We reden door een vrij droge en zandkleurige rots omgeving waarin meerdere lemen hutten een plekje gevonden hadden gevonden op een vlakke rots en tezamen een dorpje vormden. De kerk was het enige gebouw dat voorzien was van een heldere stuclaag en een mooi bewerkte houten deur. Wat vee stond binnen lage omheiningen, een zwart varkentje waggelde over het zandpad. Er leek niets vruchtbaars te zijn in dit gebied, waar leefden deze mensen van?! De trotse autobezitter had een bordje ’taxi’ op zijn auto gezet maar de boer gebruikte zijn ezeltje voor vervoer. Aan de waterkant zagen we kleine afgekavelde stukjes grond waar wat landbouw plaatsvond, op dit moment zag alles er echter erg kaal en leeg uit. Kleine vogeltjes vlogen vlak boven de weg terwijl grote roofvogels het stralend blauwe luchtruim kozen.
De droge grijze rivierbedding toonde ons de verkorte route, wij volgden de tracks door het rivierzand. In de regentijd is deze weg niet mogelijk en is de bergweg de aangewezen route. Naast ons torende de enorme rotsen hoog boven het rivierlandschap uit tot een hoogte van 3500 meter. Helder groen gras vormde een mooi contrast met de rode rotsen. Grijze cactussen combineerde prachtig met de bruin en taupe kleurige bergen, verderop een geweldige combinatie van taupe en zwart gekleurde rotsen samen met het donkergroen van de lage bomen. Nieuwsgierig stak een witte lama zijn kop voorbij de rots, gevolgd door zijn zwarte broertje. De gevlekte neef keek vanaf een afstandje toe, de kleintjes huppelden door het grasland. De weg voerde naar een hoogte van 3700 meter, de temperatuur kwam net boven de 10 graden uit en grote plakkaten ijs sierden de bergwand. Deze omgeving leek ons iets te koud voor een wildkampeerplek voor vannacht dus besloten we door te rijden naar Argentinië in de hoop op een meer beschutte plek.
Foto album Potosi:
Wij gaan door naar het noorden van Argentinië….