11 – 18 Januari 2015
‘Piep piep…. piep piep….’ Wat was dat toch? Hadden we dan toch dat vogeltje geraakt vanmorgen en was hij nu bijgekomen uit zijn shock? Zat hij soms ergens klem, tussen de roll-bar of de lampen, of onder de daktent misschien? Nergens te bekennen maar het geluid kwam met tussenpozen terug. Toen er ook een rood lampje begon te knipperen begrepen we dat er iets anders aan de hand was. De startaccu bleek kapot te zijn, op zoek naar een nieuwe dus.
Dar es Salam
Het was druk bij de haven, een lange rij auto’s blokkeerde de smalle straat. Een taxi probeerde zich er nog even tussen te wurmen maar werd tegengehouden door de agent, de man maakte het het tegemoetkomend verkeer helemaal onmogelijk om door te gaan. Fietsen en brommertjes voegden zich moeiteloos tussen alle gaatjes in de file. De man met de loopkar vol matrassen moest iets langer wachten, zijn kar had bijna het formaat van een auto. Een groepje dames versnelden hun pas, de grote emmers en balen op hun hoofd in balans houdend terwijl ze hun kinderen aan de arm meesleurden. Als ze doorliepen konden ze nog net de ferry halen. Achter hen werd het hek gesloten, wij moesten wachten op de volgende vaart.
De boot stroomde vol mensen, vervoermiddelen en bagage, de oversteek duurde ongeveer 10 minuten, net genoeg voor wat verkoop. Behendig werd de ananas gesneden en de kokosnoot opengehakt, een ander kreeg een aantal mango’s aangereikt. Het scheelde de fietsers weer een beetje in gewicht. Gelukkig bleven de vissen in de koelboxen en de levende kuikentjes in de mand.
Aan de overkant lag Dar es Salam, een vrij grote stad. Verkeerslichten regelden de doorstroom op de kruispunten, daar moesten we weer even aan wennen: sinds Zuid Afrika hadden we geen stoplichten meer gezien. Bedelaars en straatkinderen maakten gebruik van de stilstaande auto’s en hingen met een zielige blik aan de deur, sommigen staken hun hele hoofd naar binnen door het openstaande raam. Verkopers duwden hun waren naar binnen en ondernemende glazenwassers gooiden een plens water over de voorruit met de bedoeling om de ruit te zemen. Dat dit er niet zachthandig aan toeging bleek wel uit het feit dat ze een bundel nieuwe ruitenwissers in de aanslag hielden, die zouden zeker nodig zijn na de wasbeurt en extra omzet genereren. Op onze strenge afwerende woorden en gebaren reageerden ze niet, er zou gepoetst en verdiend worden. Pas toen een vriendelijke Tanzaniaan in de auto naast ons de jongens in Kiswahili sommeerde te stoppen dropen de jongens af, de zeep liet haar sporen op onze ruit na, het was er voor niemand beter van geworden.
Al snel vonden we de auto-onderdelen-wijk. Verschillende winkeltjes met spare-parts, autobanden en accu’s, veelal gerund door Indiërs. Vrouwen in kleurrijke sari’s en voorzien van glanzend gouden sieraden verkochten groente en fruit op de straathoeken, een straatverkoper probeerde Wendy een ‘echt gouden ketting’ aan te smeren. Hoewel het heel wat duurder was dan we verwacht hadden was de keuze voor de nieuwe accu snel gemaakt. Voor de deur monteerde Ray het apparaat waarbij hij nauwkeurig in de gaten gehouden werd door de behulpzame maar ook wat bemoeizuchtige Indiase verkoper. De temperatuur steeg naar zo’n 35C en de luchtvochtigheid steeg even hard. Het zweet gutste van Ray’s hoofd, het was een heel gepriegel om de grote accu in de kleine ruimte te proppen maar gelukkig kreeg hij de klus voor elkaar en startte onze IbeX met een tevreden gebrom.
Indische Oceaan
De zee ruiste, de wind blies de zilte lucht landinwaarts, de kokosbladeren ritselden. Het vissersbootje lag schuin in het modderige zand te wachten op hoog water. Grote schelpen waren aangespoeld, enorme stukken sediment waarin de sporen van het water in prachtige structuren duidelijk zichtbaar waren vormden een harde ondergrond op het strand. Een groep bomen stond parmantig in het zoute zeewater. Verderop bouwden kinderen een groot zandkasteel en haalden een emmertje water uit de zee om de kasteelgracht te vullen. Een stuk verder renden verschillende teams achter een bal aan waarbij ze regelmatig de takjes omschopten die als goal dienst deden. De mast van de boot lag plat en vormde een leuke springplank voor de tieners, anderen trokken zich er aan op en belandde daarna met een plons in het water.
Na een paar heerlijk ontspannen dagen aan de kust zowel in Bagamoyo als in Pangani pakten wij ons boeltje weer in en vertrokken naar de volgende bestemming richting de bergen. Talloze dorpjes met de bijbehorende ’50km/u’ borden volgden met aan de rand van het dorp een ‘einde 50km/u’ bord. Heel even mochten we het tempo opvoeren maar soms al na 2km verscheen het volgende dorp met de bijbehorende snelheidsbeperking. Terwijl wij de snelheid goed in de gaten hielden raasden de bussen ons voorbij en passeerden de taxibusjes luid toeterend om vervolgens vlak voor ons op de rem te trappen, ze hadden nog een extra passagier gespot aan de kant van de weg. Het ging bergafwaarts, we naderden een open landbouwgebied. Heftig zwaaiend trok de agent onze aandacht en gebood ons aan de kant te gaan, een snelheidsovertreding: 62km/u. Maar dit was toch buiten het dorp? Verbaasd vroeg de agent of we soms een ‘einde 50km/u’ bord hadden gezien, hij wist zeker dat dat er niet stond, dat was de reden dat hij juist daar met zijn lasergun stond te zwaaien. Zonder bonnetje viel er te onderhandelen over de hoogte van de boete en hoewel wij eigenlijk tegen deze corruptie waren maakten we toch gebruik van de gelegenheid. Even verderop was het weer raak: de lasergun werd ons getoond en hoewel onze eigen gps apparatuur een veel lagere snelheid aangaf was de zeer kattige agente onvermurwbaar. Ze dreigde met het gerechtshof waarbij ze Ray’s rijbewijs stevig vasthield en ondertussen met haar meerdere telefoneerde die in het volgende dorp op het bureau zat en zich beklaagde over ons die haar status zouden onderschatten. Er zat niets anders op dan 30.000 shilling te overhandigen terwijl mevrouw de boete uitschreef aan Raymond, wonende te ‘Rijbewijs’ in ‘Poland’. Van de gegevens op het Nederlandse rijbewijs begreep ze duidelijk niet veel maar wij voelden ons niet geroepen om haar te corrigeren.
Usambara Mountains
Tijd om de hoofdweg te verlaten en het gravelpad de bergen in te volgen. Kinderen zwaaiden uitbundig en al van verre hoorden we het vrolijke ‘mzungu!’ waarop iedereen naar buiten kwam om ons te zien. Sommige vrouwen met een bedachtzame en wat zuinige blik, van de oudere mannen kregen we een hoofdknik en de jongeren staken hun duim op ter begroeting. Een jongetje onderbrak zijn spel met de rollende fietsband en rende ons vrolijk achterna. Een klein meisje verstopte zich verlegen achter moeders rok maar kon het toch niet nalaten om stiekem te gluren naar de blanke toeristen.
Een prachtige route door een zeer groene omgeving voerde ons de Usambara bergen in.
Slingerend klommen wij omhoog over gravel door kuilen en over keien, de waterval kletterde naar beneden. Stukjes landbouwgrond waren in terrassen tegen de steile berghelling aangelegd. Nieuwsgierig keken de harde werkers -vooral vrouwen- op toen ze het geronk van onze auto hoorden. Bij de waterpomp onderbraken de kinderen hun watertaak om ons met stralende ogen op een grote glimlach te trakteren. ‘Jambo! jambo!’ Enthousiast groetend zwaaiden wij terug, we genoten van de open en oprecht vriendelijke sfeer in dit gebied. Nieuwe geuren van bomen en planten staken op, andere geluiden weerklonken in het bos. ’s Nachts werden we gewekt door het geluid van de bushbaby wat klonk als ‘Ray, Ray’ niet ver naast de tent, even verderop klonk het geluid van de uil. Vanuit het dal kwam de wind omhoog rollen, het geritsel en ruisende geluid van de bomen werd steeds sterker om vervolgens aan ons voorbij te trekken en een serene rust achter te laten.
Hoewel het een heiige en bewolkte dag betrof kregen wij vanaf het uitzichtpunt een glimp te zien van de uitgestrekte vallei. Op de tegenoverliggende berg zagen we de haarspeldbochten kronkelen, de route die we even later zouden volgen. Het gravel was inmiddels vervangen door rotsblokken, de gaten en geulen werden dieper en moeilijker te vermijden. Even dreigde een volgend probleem: klem in een gat maar gelukkig konden we hier nog net uit klimmen, een diepe en steile afgrond tekende zich naast ons af. De route over smalle paadjes en over gammele bruggetjes vormde een ware uitdaging en toen de volgende brug volledig weggeslagen bleek te zijn zat er niets anders op dan de droge rivierbedding te volgen. We strandden in een verafgelegen dorpje temidden van lemen hutten waarvan een iets groter exemplaar voorzien was van een minaret: de moskee. We werden de juiste kant opgestuurd, vlak achter de huisjes verscheen wederom de track die we moesten volgen. Geen dubbele auto banden sporen, slechts de route van de brommers vol struiken en breed overhangende takken. Toeterend passeerde een taxibrommer en gebaarde ons aan de andere kant van het riviertje te gaan rijden en via een moerasachtig gebied bereikten we even later een iets breder gravelpad: de hoofdweg.
Maasai jongetjes dreven hun koeien en geiten naar de kant waarna ze wat verlegen onze kant uit keken. Verderop lagen grote doeken uitgespreid waarop de zojuist geoogste rijst lag te drogen in de zon. Breed gebarend werden we uitgenodigd om een kijkje nemen bij het rijstfabriekje en er brak een hilariteit uit toen wij daadwerkelijk stopten en uitstapten. Talloze handen werden geschut en begroetingen geuit waarna onze ‘gids’ vol trots de machine toonde waarmee de rijst ontveld werd. Achter de loods lag een enorme berg rijstschilletjes, het vuurtje binnenin smeulde zacht. Grote zakken met stralend witte rijstkorrels stonden klaar en werden op het hoofd naar buiten gedragen. Ondanks de taalbarrière werd het ons goed duidelijk hoe er hier gewerkt werd. We schoten nog een paar foto’s waarna wij afscheid namen van deze vrolijke mensen.
Foto album Tanzania Usambara Mountains:
Wij gaan door naar Tanzania – Ngorongoro….