Vandaag door hele mooie bergen gereden, eerst op asfalt maar later ook echt off-road.
één weg dwars door het bos was smal en hobbelig maar er hadden al auto’s gereden. Toen het nog smaller werd zijn we uitgestapt om de situatie verder op te bekijken; waar we stonden konden we nog keren.
In het bos hadden we al een paar keer een auto met jong stel “betrapt” maar hier, op deze plek was meer aan de hand. Toen we buiten stonden zagen we te veel tissues, een spannend roze kanten slipje en een te grote witte zeeman onderbroek tussen de dennennaalden. Tissues hadden we wel vaker gezien maar met nog veel meer afval er omheen, dit leek wel een afwerkplek.
Snel ingeschat hoe de weg verder ging. Verderop zagen we weer asfalt dus dat moest kunnen.
Alles ging soepel, in de normale (hoge) versnelling maar vlak voor de asfaltweg was een enorme greppel met keien, takken en gaten, wel zonder tissues. 🙂
De auto in de lage versnelling gezet en er voor gegaan. Het gat was diep en wij kwamen te recht aan, de voorbumper stak recht de muur van aarde en steen in. Achteruit terug naar links gestuurd en weer vooruit, schuiner nu, door de greppel. Nu kwam de neus langzaam omhoog en boven de weg. Dat ziet er goed uit tot dat…. KLANG!… een flinke kei had zich onder de achterkant van de auto schrap gezet, de beschermplaat van de tank geraakt (die zit er gelukkig op) en vervolgens was de beugel van de trekhaak er op gekomen. Dit was te veel voor de kei en deze was onder veel protest doorgebroken. De beschermplaat was licht gekrast maar verder was alles in orde. Pheew, ik zag al weer een klus dag voor het differentieel in het verschiet.
Een ander bospad was nog smaller, er lagen al fietsen in de struiken dus onze voorgangers waren verder gaan lopen. Wij hebben niet voor niets zo’n auto en om nou 2 km te lopen als het niet strikt noodzakelijk is, we stelden het nog even uit, we kijken wel hoever de Defender ons brengt.
Op een geven moment konden we niet verder met de auto vanwege een afgebroken boom. Het pad leidde naar een oud klooster. Lopend zijn we verder gegaan en de beloning was een ruïne…. maar met een geweldig uitzicht over de berg en azuurblauwe baai. Het klooster was deels in de rots uitgehakt en de kamers waren nog open. Via de trappen kwamen we op het balkon dat uitzicht gaf over het hoofdgebouw en de berg en baai. Daarna weer hossend met de auto over de keien en door de modder.
De rest van de weg was normaal, asfalt met gaten tot aan het eind, het strand in een baai met het azuurblauwe water. Natuurlijk was de parkeerplek van de plaatselijke ondernemer dus eerst een drankje voor we verder konden lopen. Helaas was het strand bezet door slechts 6 mensen, de te schaars geklede engelse Onslow’s, tokkies of hoe je ze ook wilt noemen maakten zoveel kabaal dat we besloten een rustigere baai te zoeken. Het was een prachtige plek mocht je er ooit naar toe willen, ga niet in de zomer als er 100 Onslow’s zitten 🙂